Maria van Kesteren

Maria van Kesteren (1933-2020) creëerde met hout – eerst tropisch hout, later Nederlands hout van de linde, esdoorn en iep – objecten in gladde, ronde vormen. Maar eigenlijk mocht niemand zien dat ze van hout waren. Vaak verschool ze de houten structuur onder beits- of verflagen in tinten staalgrijs, gitzwart of, als ode aan Berlage, okergeel.

Het was bizar voor ­iemand die de grande dame onder de Nederlandse houtkunstenaars werd genoemd. Hoewel ze er meer dan vijftig jaar mee werkte, had Maria van Kesteren een hekel aan hout: "Hout ruikt best lekker en voelt ook heerlijk aan. Maar de kleur, de structuur, de nerven die leiden maar af van de vormen die ik ­ermee wil maken", zei Maria van Kesteren ooit tegen NRC Handelsblad.

Aanvankelijk hadden haar objecten nog gebruiksfuncties als kommen, vazen of urnen. Maar later werden het uitsluitend autonome kunstvoorwerpen. In haar strikt minimalistische aanpak slaagde ze erin steeds te ­variëren.

Nationale maar ook internationale musea (Londen, New York en Frankfurt) kochten haar ‘verstilde werk’. Het modehuis Hermès liet haar objecten in groot formaat reproduceren. Alexander van Slobbe vroeg haar armbanden te ontwerpen voor zijn collectie. Ze ontwierp ook keramiek voor Koninklijke Tichelaar Makkum en glas voor de Glasfabriek Leerdam.

Over Maria van Kesteren